Het verschil zit in hoe streng er gekeken wordt naar het werk dat je nog kunt doen als je arbeidsongeschikt raakt. Bij beroepsarbeidsongeschiktheid wordt beoordeeld of je jouw eigen beroep nog kunt uitvoeren. Bij passende arbeid wordt er breder gekeken naar ander werk dat je met jouw kennis en ervaring nog zou kunnen doen.
Beroepsarbeidsongeschiktheid: gericht op jouw vak
Als je een AOV op basis van beroepsarbeidsongeschiktheid hebt, krijg je een uitkering als je jouw eigen beroep niet meer kunt uitoefenen. Je wordt dus niet verplicht om ander soort werk te doen. Dit biedt meer zekerheid, vooral voor mensen met een gespecialiseerd beroep zoals fysiotherapeuten, juristen of aannemers.
Passende arbeid: breder beoordeeld
Bij een AOV op basis van passende arbeid kijkt de verzekeraar of je nog ander werk kunt verrichten dat past bij je opleiding, werkervaring en belastbaarheid. Kun je bijvoorbeeld niet meer werken als schilder, maar wél als instructeur? Dan krijg je minder of geen uitkering, omdat dat als passend wordt gezien.
Welke dekking past bij jou?
Een AOV met beroepsarbeidsongeschiktheid is vaak duurder, maar geeft meer zekerheid. Passende arbeid is goedkoper, maar strenger in de beoordeling. Wat het beste past, hangt af van jouw beroep en hoe belangrijk inkomenszekerheid voor je is.